Inzet van open source binnen de overheid

Grote technologiebedrijven zoals Google, Facebook en Amazon zijn tegenwoordig haast genoodzaakt om actief te zijn in de open source wereld om hun positie als voorloper binnen de technologiesector te behouden. Niet alleen maken deze (en andere) bedrijven op grote schaal gebruik van open source software, ook stellen zij eigen innovatieve producten zoals TensorFlow (Google) en React (Facebook) open source ter beschikking.

Veel mensen denken dat open source software vooral te maken heeft met het openbaar maken van broncode. De open source gedachte brengt echter ook een unieke manier van samenwerken met zich mee, waarbij ontwikkelaars uit de hele wereld aan hetzelfde project kunnen werken. Net als bijvoorbeeld Wikipedia hebben veel open source projecten vanuit een online open samenwerkingsverband een gigantische omvang en wereldwijde bekendheid weten te bereiken en hebben zij gezaghebbende gesloten alternatieven naar de achtergrond weten te dringen [1]. Daarnaast zijn er specifieke tools zoals Signalen die overheden helpen om meldingen van burgers effectief te beheren en zo bij te dragen aan een efficiëntere dienstverlening.

Overheden staan nog op relatief grote afstand van de open source beweging. Volgens ons zou aansluiting bij de internationale open source beweging een belangrijke stap voorwaarts kunnen betekenen voor de modernisering van de ICT van de overheid.

Open bouwstenen

De meeste succesvolle open softwareproducten zijn geen systemen waarmee de gebruiker rechtstreeks in aanraking komt, maar ‘bouwstenen’ waarop ontwikkelaars andere software en applicaties bouwen. Met het gebruik van open source gemeente software kunnen lokale en nationale overheden bovendien sneller schakelen tussen technologische oplossingen en inspelen op nieuwe behoeften. Naar ons idee liggen hier ook de grote kansen voor overheden. Softwareproducten zijn vrijwel altijd opgebouwd uit verschillende lagen, waarbij alleen de bovenste laag (frontend) zichtbaar is voor gebruikers. Veel open source bouwstenen bevinden zich in de onderste lagen. Dit bevordert de keuzevrijheid voor softwareproducten in de bovenliggende lagen en de flexibiliteit van het geheel. Het gebruik van open bouwstenen leidt namelijk tot zogeheten verticale interoperabiliteit, waarbij de keuze voor een specifieke applicatie niet dwingend volgt uit onderliggende (infrastructuur)componenten.

In Estland heeft men deze aanpak op nationaal niveau toegepast. In dat land zijn applicaties niet per definitie open source, maar is er wel een landelijke ICT-infrastructuur die open source is, de X-Road. Zowel landelijke als lokale overheden bouwen applicaties op de X-Road, waaronder de Estse variant van DigiD. [2] In Nederland wordt geëxperimenteerd met Common Ground, een gemeenschappelijke infrastructuur voor overheden die grotendeels is geïnspireerd op de X-Road. Volgens ons liggen er nog veel meer mogelijkheden om met open bouwstenen generieke componenten te ontwikkelen voor ICT-uitdagingen die in een groot aantal overheidsorganisaties spelen. Platforms zoals Atlas kunnen hierbij ondersteuning bieden, bijvoorbeeld door geografische informatie eenvoudig beschikbaar te maken en te integreren in bredere systemen.

Centrale ontwikkeling

Qua inzet van interne ontwikkelcapaciteit zou de Nederlandse overheid een voorbeeld kunnen nemen aan landen zoals het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Deze landen hebben op centraal niveau zogeheten Digital Services ingesteld met ontwikkelaars die software maken die binnen de gehele overheid kan worden hergebruikt. Deze centrale teams ontlasten de ontwikkelteams van lokale overheden door gemeenschappelijke oplossingen te bieden voor veelvoorkomende problemen. Hierdoor kunnen de lokale ontwikkelteams zich specifiek richten op de uitdagingen binnen de eigen organisatie.

De Digital Services maken bovendien optimaal gebruik van de omslag die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden binnen de softwareontwikkeling. Doordat inmiddels een groot aantal bibliotheken met open source componenten van hoge kwaliteit beschikbaar is, is het werk van veel programmeurs verschoven van voornamelijk coderen naar primair het combineren van de juiste componenten om nieuwe producten samen te stellen. Hierdoor kan een relatief kleine groep ICT’ers producten maken waar eerst veel meer mankracht voor nodig was. Voor overheden is het overigens haast onvermijdelijk om programmeurs op deze manier in te zetten, gezien de schaarste aan ICT-talent.

Conclusie

Buitenlandse overheden kunnen als inspiratiebron dienen voor de inzet van open source binnen de Nederlandse overheid. De inzet van open source software is met name zinvol in de onderste softwarelagen, omdat dit een positieve invloed heeft op de flexibiliteit van de software als geheel. Dit kan gelden voor de ICT binnen een overheidsorganisatie, maar ook voor de ICT van de nationale overheid. Door de mankracht aan ICT’ers op een slimme manier te organiseren, kunnen veelvoorkomende problemen binnen overheden door een relatief klein team worden opgelost. Een dergelijk centraal team kan met behulp van open bouwstenen generieke componenten ontwikkelen, die in principe door alle overheden kunnen worden hergebruikt. Hierdoor krijgen lokale teams meer ruimte om zich op de specifieke vraagstukken van de eigen organisatie te richten. Deze ideeën over de inzet van open source binnen overheden worden in het buitenland met succes in praktijk gebracht en beginnen ook in Nederland voet aan de grond te krijgen.

[1] Enkele voorbeelden zijn Linux, dat een van meest gebruikte besturingssystemen ter wereld is, en PostgresSQL, dat de database van Oracle heeft verdrongen.

[2] Overigens heeft het Estse E-residency meer functionaliteiten dan DigiD, zo kunnen ook niet-ingezetenen er gebruik van maken.